Algemeen Nut Beogende Instelling

Onze con­gre­ga­tie is er­kend als ANBI waar­door giften af­trek­baar zijn van de be­las­ting.

Vrijwilligers Palliatieve Terminale Zorg (VPTZ)

Casa Carmeli is lid van Vrijwilligers Palliatieve Terminale Zorg

Netwerk Palliatieve Zorg

Casa Carmeli is lid van Netwerk Palliatieve Zorg

Moeder Maria-Teresa van de H. Jozef

Bidprentje
Bidprentje
Moeder Maria-Teresa van de H. Jozef
Moeder Maria-Teresa van de H. Jozef

Anna Maria Tauscher (* 19 juni 1855 - † 20 sep­tem­ber 1938), die de reli­gi­euze naam Moeder Maria-Teresa van de Heilige Jozef droeg, was een Duitse klooster­stich­teres, die veel heeft betekend voor de zorg van dak­loze kin­de­ren, armen en zieken in Duits­land. Zij werd op 13 mei 2006 in Roermond zalig verk­laard.

Anna Maria Tauscher werd op 19 juni 1855 geboren in Sandow, 26 kilo­me­ter ten oosten van Frankurt an der Oder. Sandow behoorde inder­tijd tot Duits­land en ligt nu in Polen. Anna Maria was de oudste dochter van de lutherse dominee Hermann Traugott Tauscher en Pauline van den Bosch, die uit Haar­lem afkoms­tig was. Na Anna Maria volg­den nog zeven kin­de­ren, van wie er drie als kind overle­den.

Moeder overle­den

Dominee Tauscher werd in 1862 benoemd in Arnswalde; drie jaar later werd hij overge­plaatst naar de Lucas­ge­meen­te in Berlijn. In 1874 overleed moeder Pauline. Als oudste dochter was het aan de amper 20 jaar oude Anna Maria om het huis­hou­den te lei­den.

Zieken en armen bezoeken

Toen vader Tauscher in 1879 opnieuw in het huwe­lijk trad, was zijn oudste dochter van de ver­plich­tingen in huis bevrijd en kon ze zich meer op gebed en bijbel­le­zing toeleggen. De familie woonde al ruim 19 jaar in Berlijn, toen vader Tauscher de lutherse gemeente in dorp Gusow aangebo­den kreeg. Daar legde Anna Maria zich toe op het bezoeken van armen en zieken. Ook verzamelde ze een groep jonge meisjes om zich heen.

Groot offer

Anna Maria was 30 jaar toen ze God als bewijs van haar liefde voor Hem een groot offer wilde brengen. Ze sollici­teerde naar de baan van hoofd van een krank­zin­nigengesticht. Met toestem­ming van haar vader verliet zij op 6 maart 1886 het ouder­lijk huis en reisde ze naar het Rijnland.

Katho­liek gewor­den

In Keulen leerde ze veel van het katho­lie­ke geloof en maakte ze kennis met het meilof en de Heilig-Hart­ver­ering. Uit­ein­de­lijk vond ze in de leer van de Katho­lie­ke Kerk juist datgene wat zij tot dan toe als haar ‘eigen religie’ be­schouw­de.

Negatieve gevolgen

Haar overgang naar het katho­li­cisme op 30 ok­to­ber 1888 in de kerk van de Heilige Apos­te­len in Keulen leidde tot haar ont­slag door de pro­tes­tantse directeur van het instituut waar ze werkte en maakte het ook onmoge­lijk om terug te keren naar haar vader. Omdat de directeur tevens een nega­tief getuig­schrift had ge­schre­ven, kon zij geen nieuwe baan vin­den. In deze nood­si­tua­tie - werkeloos en dakloos - vond ze tij­de­lijk onderdak in een Au­gus­ti­nessen­kloos­ter in Keulen, waar ze voor het laagste huishou­de­lijke werk werd ingezet.

Teresia van Avila

Op 7 no­vem­ber 1889 kwam Anna Maria naar Berlijn, waar ze als gezel­schaps­dame en reisgenote van mevrouw Von Savigny func­tio­neerde. Tijdens een reis naar het Beierse klooster Zang­berg, waar een dochter van mevrouw Von Savigny kloos­ter­linge was, leerde Anna Maria Tauscher de heilige Teresia van Avila kennen. Bij het lezen van haar levens­ver­haal werd haar dui­de­lijk dat zij in de Karmelorde thuishoorde, al wist zij nog niet hoe dat te verwezen­lijken zou zijn.

Sint-Jozefhuis

Josefsheim aan de Pappelallee in Berlijn
Sint-Jozefhuis aan de Pappelallee in Berlijn

In Berlijn had ze de anonieme ellende van vele kin­de­ren gezien die op de straten opgroei­den en via de lokale kranten wegge­geven wer­den. Van binnen voelde Marie Tauscher de roepstem van God om deze dak­loze kin­de­ren een thuis te schenken. Zo ontstond in 1891 in de Berlijnse Pappelallee het eerste Sint-Jozefhuis. Om ook de van de kerk vervreemde mensen weer bij God een thuis te laten vin­den, begon ze in 1897 met de huis­mis­sie. Daardoor kon­den velen weer de weg terug naar de kerk en naar de sacra­menten vin­den. Toen kon nog niemand vermoe­den dat hier een nieuwe twijg aan de Karmel­boom zou ontstaan, want Moeder Maria-Teresa van de Heilige Jozef, zoals zij zich nu noemde, leidde met haar eerste ge­zel­lin­nen in het verborgene een leven naar de Regel van de Karmel, verbon­den met de boetedoe­ning ter ere van het Heilig Hart van Jezus.

Carmel DCJ

Wat volgde waren vele jaren van strijd om de ker­ke­lijke erken­ning en de aan­slui­ting bij de Karmelorde. Driemaal reisde de stichteres naar Rome, totdat zij in 1904 haar doel bereikte. In dat jaar kreeg de con­gre­ga­tie ook een naam, die nog altijd gevoerd wordt: ‘Karme­lie­tes­sen van het God­de­lijk Hart van Jezus’ of afgekort ‘Carmel D.C.J.’.

Uitbrei­ding

In deze jaren breidde de jonge ge­meen­schap zich snel in Europa uit: in Duits­land, Oos­ten­rijk, Zwitserland, Neder­land, Engeland, Italië en Hongarije ontston­den St.-Jozef­hui­zen, die dak­loze kin­de­ren een thuis boden. Van 1912 tot 1920 verbleef de stichteres in Amerika, om ook daar een nieuwe Karmeltwijg te planten. In de Nieuwe Wereld ontstond in 1917 het eerste bejaar­denhuis van de con­gre­ga­tie, even­eens als ant­woord op de nood in die tijd.

Sittard

In 1904 werd in Rocca di Papa in het bisdom Frascati het eerste Moederhuis en noviciaat gesticht. Maar terwijl Anna Maria in Amerika verbleef woedde in Europa de Eerste Wereld­oor­log. Het huis van de zusters werd als ‘Duits eigendom’ onteigend. Na de terug­keer van moeder Maria Teresa uit Amerika, zocht ze een nieuw Moederhuis. De keuze viel daarbij op Sittard, waar tot op vandaag het hart van de con­gre­ga­tie met een inter­na­tio­nale ge­meen­schap is geves­tigd.

Over­lij­den

Graf in de kloosterkapel van het moederhuis
Graf in de klooster­ka­pel van het moederhuis

De con­gre­ga­tie kreeg op 9 mei 1910 van paus Pius X het ‘decretum laudis’ en in 1930 van paus Pius XI de uit­ein­delijke goed­keu­ring van de con­sti­tu­ties. De stichteres en eerste generaal-overste bracht de laatste jaren van haar leven door in het Moederhuis in Sittard, waar zij op 20 sep­tem­ber 1938 overleed. Haar rust­plaats vond zij op het klooster­kerkhof, totdat haar stoffe­lijke resten in 1987 opgegraven wer­den en in een zij­ka­pel van de klooster­ka­pel in het Moederhuis wer­den herbegraven.

Zalig­ver­kla­rings­pro­ces

Op 2 februari 1953 werd haar zalig­ver­kla­ring­pro­ces in het bisdom Roermond ingeleid. In een vier­ja­rig proces wer­den al haar ge­schrif­ten verzameld. Ze had meer dan 3.000 brieven ge­schre­ven en vele andere schrifte­lijke zaken nagelaten. In ok­to­ber 1957 wer­den de do­cu­menten naar Rome gebracht, naar de Con­gre­ga­tie voor Zalig- en Heilig­ver­kla­ringen. In 1972 wer­den haar ge­schrif­ten goedge­keurd. Ver­vol­gens werd haar leven op grond van getuigen­ver­kla­ringen en schrifte­lijke do­cu­menten onder­zocht op de heroïsche deug­den.

Leemten in ‘positio’

De zogeheten ‘Positio’, een groot dik boek waarin het hele proces be­schre­ven wordt, werd in 1981 gedrukt. Daarbij werd het bezwaar gemaakt dat het leven van de Dienares Gods niet zonder leemten was weerge­ge­ven en daarom een aan­vul­ling verlangde. Dit duurde wederom tien jaar, omdat do­cu­menten verzameld moesten wor­den die in archieven over de hele wereld bewaard wer­den. In 1992 werd de aanvullende positio gedrukt. Ver­vol­gens bleef het proces rusten, totdat een wonder zou geschie­den, dat door artsen zou wor­den beves­tigd.

Wonder

Er waren inmiddels al vele gebedsverho­ringen en ook wonder­ba­re gene­zingen, maar het ontbrak daarbij nog aan dege­lijke dokters­ver­kla­ringen. Uit­ein­de­lijk gebeurde op 16 de­cem­ber 1996 het wonder, dat het zalig­ver­kla­ring­pro­ces verder bracht. M.J. Pieters-Maas uit Heerlen leed al meer dan 25 jaar aan een pijn­lijke voetschimmelinfectie waardoor ze maar moei­lijk kon lopen. Ze had al tal­loze artsen bezocht, maar niemand kon haar helpen. Een pater had het echtpaar Pieters aangera­den een noveen te bid­den ter ere van Moeder Maria Teresa. Na twee novenen was er nog altijd geen gene­zing bespeur­baar en dus be­gon­nen ze aan een derde noveen. Tijdens die derde noveen hield de pijn daad­wer­ke­lijk plot­se­ling op en kon de vrouw weer zonder problemen lopen. Dit voorval werd als ‘wonder­ba­re gene­zing’ onder­zocht, eerst in het bisdom Roermond en ver­vol­gens in Rome en als zodanig erkend.

Zalig­ver­kla­ring

Zaligverklaring op 13 mei 2006 in Roermond
Zalig­ver­kla­ring op 13 mei 2006 in Roermond (foto: Bisdom Roermond)

Het zalig­ver­kla­ring­pro­ces werd weer opgepakt en op 20 de­cem­ber 2002 werd het decreet over de heroïsche deug­den fees­te­lijk in Rome uit­ge­spro­ken door paus Johannnes Paulus II. De ziekte en de dood van deze paus leid­den echter tot vertra­ging. En ver­vol­gens werd ook de pro­ce­dure ge­wij­zigd. Geen zalig­ver­kla­ringen meer door de paus zelf, maar door een gedele­geerde ver­te­gen­woor­diger van hem en bovendien in de desbe­tref­fen­de bis­dom­men. Na de bekrachti­ging van het wonder­de­creet werd de datum voor de zalig­ver­kla­ring vast­ge­steld op 13 mei 2006.

Eerste zalig­ver­kla­ring in Neder­land

Op 13 mei 2006 schreef kar­di­naal Adrianus Simonis namens paus Bene­dic­tus XVI Moeder Maria Teresa bij in het register der zaligen. Dat deed hij in de Sint-Christoffel­kathe­draal van Roermond. Het was de eerste keer dat een zalig­ver­kla­ring in Neder­land plaatshad.

Li­tur­gische ge­dach­te­nis

De jaar­lijkse li­tur­gische ge­dach­te­nis van de zalige Maria-Teresa van de Heilige Jozef is op 30 ok­to­ber, de dag van haar overgang naar de Katho­lie­ke Kerk.

(Bron: rkk.nl)